Weer was er in de gemeenteraad gedoe rond de bouw van de sporthal in Maurik. Niet de bouw zelf; daarover zijn de partijen het wel eens. Ook PvdA Buren is daar voorstander van. Maar de keuzes die het college van B&W heeft gemaakt in het traject naar de bouw toe zorgde opnieuw voor een crisis. Dit nadat in 2019 het college al een keer gevallen was over dit onderwerp. In de gemeenteraadsvergadering van afgelopen maandag kreeg de wethouder van de oppositie een motie van afkeuring. De wethouder erkende wel zijn fouten.
Het probleem was dat wethouder Maier de veranderingen in het project niet aan de gemeenteraad heeft doorgegeven. Terwijl hij nadrukkelijk had beloofd dit wel te zullen doen. De veranderingen passen uiteraard niet binnen het oorspronkelijke plan. De afspraak is dat de wethouder de raad dan eerlijk informeert. Pas na aandringen kreeg de raad de gevraagde informatie. Hieruit bleek dat de financiële risico’s voor de gemeente Buren aanzienlijk gaan stijgen. Door zonder instemming van de raad af te wijken van de afspraken, wordt er inbreuk gemaakt op de functie van de raad en het vertrouwen in het bestuur van Buren in het algemeen.
De verandering ging met name om de verandering van eigenaarschap. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat een fitness-ondernemer de hele sporthal commercieel zou gaan exploiteren. Maar nu blijkt dat opeens veranderd te zijn. De fitness-ondernemer wordt een soort van conciërge die de sporthal gaat beheren. De exploitatierisico’s blijven dan bij de gemeente liggen. Dat het realistisch is om te verwachten dat die risico’s groter worden blijkt uit het feit dat keer op keer is gebleken dat erkende, landelijk opererende fitness-exploitanten geen brood zien in de hal in Maurik.
Uiteindelijk ging de raad akkoord met het gewijzigde voorstel voor de bouw van de sporthal op het sportpark in Maurik. PvdA stemde tegen, net als VVD en D66. Niet tegen de sporthal, wel tegen het voorstel. Aan bouwkosten kost het de gemeente eenmalig 4,5 miljoen euro, de jaarlijks exploitatiebijdrage van de gemeente is maximaal 85.000 euro, aldus de wethouder. In het licht van de forse bezuinigingen die er aan komen is dat onverstandig. Daarbij is het de vraag of de wethouder deze belofte wel nakomt en de jaarlijkse bijdrage niet weer hoger wordt.